Olivier DUPUIS Une région par défaut Bruxelles ne devient donc une région que parce qu’elle ne peut être englobée ni par la Flandre ni par la Wallonie. C’est à cette aune également qu’il faut lire la création des communautés : c’est le subterfuge trouvé par les deux grandes régions pour maintenir leur présence et leur contrôle sur Bruxelles. Mais le temps a fait son œuvre, en continuant, obstinément, à imprimer sa marque. A l’aéroport de Bruxelles-National, coupé de sa ville de référence dès l’établissement de la frontière linguistique, s’ajoute à la fin des années 60, la construction du ring de Bruxelles qui s’étire pour une large part en dehors du territoire de ce qui s’appelait alors l’agglomération bruxelloise : en Flandre (Ring Ouest) et en Wallonie (d’Ittre à Waterloo). A ces premières manifestations visibles de l’ineptie de la situation s’en ajouteront d’autres, beaucoup d’autres. Dernière en date, l’intention manifestée par l’exécutif régional de construire le nouveau grand stade de football bruxellois … en Flandre, à quelques centaines de mètres des frontières actuelles de la Région bruxelloise. Que Bruxelles soit enfermée dans un mouchoir de poche, séparée par une frontière régionale de son aéroport, de son périphérique, amputée de ses habitants les plus aisés réfugiés dans une périphérie qui lui échappe complètement, rien n’y fait. « Bruxelles est une hydre ». Que la question des frontières de la Région bruxelloise n’ait jamais été posée (et résolue), rien n’y fait. « Bruxelles est une pieuvre ». Que Gand (250.000 habitants), une ville, pas une région, ou Anvers (500.000 habitants), une ville, pas une région, s’étendent sur des territoires de 156 et 204 km2 tandis que Bruxelles (1,2 million habitants), une ville et une région, reste confinée sur 161 km2, rien n’y fait. « Bruxelles est hypertrophiée ». Que la cité-Etat de Brème (660.000 habitants) ou celle d’Hambourg (1.800.000 habitants) s’étendent sur 404 km2 et 755 km2, rien n’y fait. « Bruxelles est démesurée. » Que Vienne (1.600.000 habitants), ville-Etat et capitale de l’Autriche ou Berlin (3,5 millions habitants), ville-Etat et capitale de l’Allemagne s’étirent sur 414 km2 et 891 km2. Rien n’y fait. « Bruxelles est tentaculaire ». Que le revenu moyen par habitant à Saint-Josse soit deux fois et demi moins élevé qu’à Waterloo, rien n’y fait. Bruxelles est Bruxelles. Waterloo est ailleurs. Que 60 % des emplois en Région bruxelloise soient occupés par des personnes ne résidant pas sur son territoire, que le chômage touche un jeune sur deux dans certaines communes bruxelloises, rien n’y fait. Bruxelles est Bruxelles. Ailleurs c’est ailleurs. De nombreux Bruxellois ont bel et bien intégré cet enfermement. Ils croient dur comme fer que ces francophones bruxellois « n’avaient qu’à pas » s’installer en périphérie flamande. Oubliant que certains y vivent depuis des générations. Omettant que beaucoup d’entre eux maîtrisent la langue de Vondel sans pour autant renier celle de Voltaire. Survolant sur les considérations d’ordre économique souvent à l’origine de ces migrations vers les Brabants flamand et wallon. Oubliant que la morphologie des villes s’accommode mal des carcans politiques. En bref, ils ont bel et bien intégré la « doctrine » flamando-wallonne de la frontière linguistique comme seule et unique frontière, se contentant du statut de région au rabais que Wallons et Flamands, mutuellement contraints, ont bien voulu leur octroyer. Mais ces Bruxellois affligés du syndrome de Stockholm ne sont pas les seules victimes. Leurs geôliers – la Flandre et la Wallonie – se complaisent dans le déni. Ils se refusent de reconnaître la dynamique qui a présidé à la création des deux grandes régions et, par voie de conséquence, de prendre l’exacte mesure de la camisole de force dans laquelle ils ont enfermé la Région bruxelloise, prisonniers qu’ils sont de leurs vieilles grilles de lecture, continuant à associer Bruxelles à ces « fransquillons » impériaux et suffisants de jadis alors que leurs rejetons ne sont plus, depuis longtemps, que l’ombre de leurs aïeux. Ils ont tout perdu ou presque. Electrabel est depuis longtemps tombé dans une escarcelle tricolore, celle de GDF-Suez, Côte d’Or est helvétisé, la Banque Bruxelles-Lambert (BBL) depuis longtemps batavisée, Albert Frère hors-sol-isé, l’Union minière australianisée, Petrofina francisée et, last but not least, la Générale, ce « vestige féodal » 1 a, après moult péripéties, sombré corps et biens, avant d’être « sauvée » in extremis par BNP-Paribas. Nombre des héritiers de ces empires déchus ont par ailleurs déserté cette Bruxelles multiculturelle qu’ils apprécient (de loin) pour l’entre-soi des opulentes et verdoyantes communes des alentours : Wezembeek-Oppem, Rhode-Saint-Genèse, Linkebeek, Tervuren, Waterloo, Braine-l’Alleud, La Hulpe, Rixensart, Lasne 2, pour n’en citer que quelques-unes. De ces fleurons de la vieille et moins vieille fransquillonnitude bruxelloise, il ne reste pratiquement rien. Si ce n’est un journal crépusculaire dans le rôle d’organe officiel, des partis politiques aussi richement dotés qu’inféodés soit au Nord, soit au Sud, une opulente et pléthorique classe politique 3 et para-politique 4 et quelques autres oripeaux. La Bruxelles honnie des Mouvements flamand et wallon n’existe plus. Une nouvelle ville est née, institutionnellement fragmentée, sociologiquement clivée, culturellement éclatée. La Bruxelles multiculturelle, aux senteurs orientales, méditerranéennes, mittel-européennes, asiatiques, latino, africaines, caucasiennes, … et économiquement pauvre, confinée dans les communes centrales de l’actuelle Région bruxelloise. La Bruxelles européenne engoncée entre des autoroutes urbaines, une Bruxelles confortable à Uccle, Woluwé-Saint-Pierre ou Watermael-Boitsfort. Et d’autres Bruxelles à Vilvorde ou Braine-l’Alleud, Halle ou Waterloo, … Cet ensemble forme ce que les géographes appellent la ville morphologique, une « zone de bâti à peu près non interrompue » 5 qui englobe entre 30 et 40 communes 6. | Brussel: een ongewenst gewest Brussel is slechts een gewest geworden omdat het niet in Vlaanderen of Wallonië kon worden ondergebracht. Binnen dat perspectief moet ook de oprichting van de gemeenschappen worden gezien: zij bieden de twee grote gewesten een achterdeurtje om hun aanwezigheid in en hun controle over Brussel te behouden. De tijd doet zijn werk en de beslissingen over de nieuwe staatsindeling blijven op de realiteit inwerken. Eerst wordt de Luchthaven Brussel-Nationaal van de stad gescheiden, waarna eind jaren zestig de Brusselse Ring grotendeels buiten het grondgebied van de Brusselse agglomeratie wordt aangelegd: in Vlaanderen (Westelijke Ring) en Wallonië (van Ittre tot Waterloo). Het zijn de eerste van een hele reeks zichtbare gevolgen van onze onzinnige staatsindeling. Een laatste mooi voorbeeld is de intentie van de gewestregering om een nieuw voetbalstadion te bouwen… in Vlaanderen, op enkele honderden meters van de grens met het Brussels Gewest. Ook al wordt Brussel, amper een voorschoot groot, door een gewestgrens gescheiden van zijn luchthaven en ringweg, ook al ziet het gewest zijn rijkste inwoners vertrekken naar randgemeenten die volledig aan zijn greep ontsnappen, toch blijft men erbij: “Brussel is een schrikgedrocht”. Ook al is de kwestie van de grenzen van het Brussels Gewest nog nooit daadwerkelijk aangekaart (en beslecht), toch blijft men erbij: “Brussel is een octopus”. Ook al hebben steden (en dus geen gewesten) als Gent en Antwerpen respectievelijk 250.000 en 500.000 inwoners en strekken ze zich uit over een grondgebied van 156 en 204 km2, terwijl het stadsgewest Brussel zijn 1,2 miljoen inwoners moet huisvesten op een grondgebied van amper 161 km2, toch blijft men erbij: “Brussel lijdt aan hypertrofie”. Ook al bestrijken de vrije stadstaat Bremen (660.000 inwoners) en de stadstaat Hamburg (1,8 miljoen inwoners) een oppervlakte van respectievelijk 404 en 755 km2, toch blijft men erbij: “Brussel is te groot”. Ook al hebben Wenen (1,6 miljoen inwoners), stadstaat en hoofdstad van Oostenrijk, en Berlijn (3,5 miljoen inwoners), stadstaat en hoofdstad van Duitsland, een oppervlakte van respectievelijk 414 en 891 km2, toch blijft men erbij: “De Brusselse olievlek breidt zich uit”. Ook al ligt het gemiddelde inkomen van een inwoner van Sint-Joost 2,5 keer lager dan dat van een inwoner van Waterloo, toch blijft men erbij: Brussel is Brussel en Waterloo is elders. Ook al wordt 60% van de jobs in het Brussels Gewest ingevuld door personen die niet in Brussel wonen, ook al is in sommige Brusselse gemeenten één op twee jongeren werkloos, toch blijft men erbij: Brussel is Brussel, en elders is elders. Veel Brusselaars hebben de staatkundige opsluiting die hen werd opgelegd, aanvaard. Ze zijn ervan overtuigd dat de Franstalige Brusselaars zich maar niet in de Brusselse Rand hadden moeten vestigen. Nochtans wonen velen er al generaties lang en beheersen ze de taal van Vondel wel degelijk, zonder die van Voltaire te verloochenen. Blijkbaar vergeten ze de economische drijfveren die velen naar Vlaams- en Waals-Brabant deden verhuizen. En beseffen ze onvoldoende hoe moeilijk een stedelijke structuur in een politiek keurslijf kan worden gedwongen. Kortom, de Brusselaars hebben zich de Vlaams-Waalse ‘doctrine’ eigengemaakt, door de taalgrens als enige en unieke grens te beschouwen en zich tevreden te stellen met het statuut van ‘gewestje’ dat de Walen en de Brusselaars, elk vanuit hun eigen logica, aan Brussel hebben gegeven. Ook al lijden de Brusselaars aan het Stockholmsyndroom, ze zijn niet de enige slachtoffers van de situatie. Hun gijzelnemers – Vlaanderen en Wallonië – nestelen zich in het comfort van de verdringing. Ze weigeren de dynamiek te erkennen die aan de creatie van de twee grote gewesten is voorafgegaan, en zien bijgevolg niet in welke mate ze het Brussels Gewest in een keurslijf hebben gedwongen, verblind als ze zijn door hun oude zienswijzen: voor hen is Brussel nog altijd het hoopje imperialistische en zelfvoldane franskiljons van weleer, ook al ziet de situatie van hun nazaten er helemaal anders uit. Ze zijn alles kwijt, of toch bijna alles. Electrabel viel in Franse handen toen GDF-Suez zijn slag thuishaalde, Côte d’Or is een Zwitsers bedrijf geworden, de Banque Bruxelles-Lambert (BBL) zocht lang geleden al Bataafse oorden op, Albert Frère verliet het grondgebied, Union minière is naar Australië uitgeweken, Petrofina huist in Frankrijk en, last but not least, de Generale Bank, dat “overblijfsel uit een feodaal regime” 11 ging na vele omzwervingen de dieperik in, tot het in extremis door BNP-Paribas werd ‘opgevist’. Geen wonder dat vele erfgenamen van deze teloorgegane imperia het multiculturele Brussel zijn ontvlucht om zich terug te trekken in een behaaglijk onderonsje van groene, rijke gemeenten in de Rand: Wezembeek-Oppem, Sint-Genesius-Rode, Linkebeek, Tervuren, Waterloo, Braine-l’Alleud, La Hulpe, Rixensart, Lasne 2, om er maar enkele te noemen. Van het blazoen van de oude (of iets minder oude) Brusselse franskiljonse kaste blijft amper iets over. Of het moet die enkele schimmige krant zijn, uitgegeven door een officieel orgaan van een politieke partij met rijkelijke dotaties, ingelijfd bij het Noorden of het Zuiden van het land… een schatrijke en overbezette politieke en parapolitieke klasse 3, aangevuld met ander moois. Het door de Vlaamse en Waalse beweging gehoonde Brussel bestaat niet meer. Een nieuwe stad is geboren. Ze wordt gekenmerkt door een versnipperd bestuur, grote sociale verschillen en een explosie aan culturen. Het multiculturele Brussel met zijn vele oosterse, mediterrane, Midden-Europese, Aziatische, Latijns-Amerikaanse, Afrikaanse, Kaukasische… geuren, wordt in zijn centrale gemeenten met een grote economische armoede geconfronteerd. Het Europese Brussel ligt weggedoken tussen stedelijke snelwegen, terwijl het comfortabele Brussel beperkt blijft tot Ukkel, Sint-Pieters-Woluwe of Watermaal-Bosvoorde. En dan zijn er nog die vele andere gezichten van Brussel, zoals ze te zien zijn in Vilvoorde, Braine-l’Alleud, Halle of Waterloo. Het bonte Brusselse patchwork, dat door de geografen de ‘morfologische stad’ wordt genoemd, is in feite één “amper onderbroken bebouwde zone” 14 die 30 à 40 gemeenten omvat 15. |
|
|