Alain Maskens! Who's that man? Deze Brusselse arts, publicist en drijfveer van de Brusselse civiele maatschappij is wellicht zo goed als onbekend in Vlaanderen maar ook in Wallonië en zelfs in Brussel probeert men hem dood te zwijgen. Niet als u een democraat bent die het nuttig vindt dat men echt nadenkt over de organisatie van de Brusselse samenleving... Indien ik er aan toevoeg dat hij helemaal “politiek niet correct” is zal het u misschien niet meer verbazen dat men hem nogal vlug aan de kant schuift... Echte “zinnekes” zijn niet (meer) welkom in Brussel In feite maakt Alain Maskens zich sinds lange jaren veel zorgen tegenover de felle opkomst van verschillende vormen van nationalisme die gebaseerd zijn op identiteitscriteria zoals de taal, de godsdienst en de etnische afkomst maar ook over de recuperatie van deze standpunten door extremisten van allerlei pluimage. Hij heeft dat verwoord in een groot aantal artikels maar ook in twee boeken en de publicist heeft blijkbaar nog geen zin om zich eindelijk meer bezig te houden met zijn familie dan met zijn Brusselse gemeenschap. De dwaalwegen van Mono-Vlamingen en Mono-Walen Voor het grootste genoegen van deze gemeenschap! Want hij toont met veel goede argumenten dat de huidige vorm van het Gewest niet de beste formule is voor een normale ontplooiing van Brussel en haar negentien gemeenten. Des te meer omdat de Brusselse Vlamingen soms nog de indruk hebben dat het nog steeds het FDF is dat de lakens uitdeelt zoals in de jaren 70 van de vorige eeuw. Maar er zijn ook structurele complicaties die men gemakkelijk zou kunnen regelen door een betere verdeling van de bevoegdheden en een reorganisatie van de instellingen. Het probleem is de uiterste communautarisering: plaats voor “zinnekes” is er steeds minder in het centrum van het land en dan komt men uit op “Mono-Vlamingen en Mono-Walen” en belandt men op de "dwaalwegen en gevaren van mono-identitaire ideologieën". Dat legde Maskens uit in 2000 in een eerste boek en vier jaar later nog eens in een andere scherpe analyse. De parade van politici in het Kaaitheater Zeer bewust van de grote rol die Brussel zou kunnen spelen in de promotie van een maatschappijmodel waarin de diversiteit gevaloriseerd wordt en waarin de solidariteit de voornoemde verschillen achter zich laat, was hij een vaste deelnemer in Brussel van de grote “pow wows” over het burgerschap, als co-auteur van het Brussels Manifest in 2002. Een jaar later was hij dan ook medeoprichter van de vzw Manifesto, waar hij tot in 2008 voorzitter van was. En daarmee was het nog niet gedaan want met Manifesto heeft hij in 2007 deelgenomen aan de redactie van de Oproep van de Brusselaars en aan de oprichting van het gemeenschappelijk platform voor de toekomst van het Brussels Gewest, in feite de stuwende kracht achter een andere grote mobilisatie van de burgers; de Staten-Generaal van Brussel (2009). Een interessante algemene reflectie die heel ver ging op allerlei vlakken. En die besloten werd door een grote vergadering in het Kaaitheater in aanwezigheid van de Brusselse toppolitici...die er heel weinig rekening mee hielden toen ze terug naar huis gingen. Ze kwamen er gewoon paraderen! Intussen bleef Alain Maskens aanhouden... Hij is een fameuze basismilitant dus die in zijn boeken en in zijn artikels maar ook ter gelegenheid van al deze evenementen de politieke partijen herhaaldelijk heeft opgeroepen om zich te organiseren op een regionale basis en ook om zich terug te verenigen op het Belgische niveau. Zeker niet om terug te keren naar “la Belgique de papa” maar om een echte federale staat uit te bouwen en ook een multicultureel België. Maar ondanks al deze inspanningen zijn vandaag de traditionele partijen nog altijd georganiseerd op basis van de taal en doen ze er ook alles voor om op het federale niveau niet samen te moeten opkomen. Alain Maskens heeft daar zijn conclusies uitgetrokken:geen enkele traditionele partij wil dus de Brusselse kiezer de mogelijkheid geven te kiezen voor een project dat alle burgers bijeen brengt, over de taalgemeenschappen heen. En dat blijft hij warempel nog niet aanvaarden. Hij is natuurlijk geneigd zelf op te komen met Pro Bruxsel, een echte meertalige en multiculturele partij maar toch wil hij nog een laatste poging ondernemen. Hij heeft daarom de Brusselaars aangemaand in een korte maar bondige tekst van een dertigtal bladzijden zich niet te laten foppen en een echte revolutie der geesten gevraagd. Een tijdbom, die “boom”... In feite is het bijna te laat: er is een demografische boom op komst in de hoofdstad maar de politici willen de gevolgen amper onder de loep nemen. En deze boom zou zich dan in bom kunnen omtoveren indien men niet vlug de grote problemen van het onderwijs en van de sociale integratie in acht neemt. Maar er moet ook goede wil zijn: men klaagt dat veel “nieuwe Brusselaars” met hun schotelantennes meer naar de TV-stations van hun land van herkomst kijken dan naar die van bij ons. En dat bevordert niet de integratie. Maar de communautarisering laat niet toe echte Belgische multiculturele zenders op te richten. Men heeft het ook over de gebrekkelijke talenkennis van de Brusselse jeugd maar het onderwijs mag ook niet tweetalig zijn. En zo kan Maskens tientallen voorbeelden opsommen. Vandaar zijn laatste oproep aan de partijen maar ook aan de burgers want zonder deze laatste kunnen ze ook niet naar de macht grijpen... Geloof me nu of niet: Maskens blijft doorbijten. Christian Laporte, politiek kommentator bij de “Libre” Article paru dans la DH. http://www.dhnet.be/regions/bruxelles/philippe-delstanche-la-tete-de-pro-bruxsel-52f3123b3570c16bb1c583aa Thierry Balsat poursuit sa route avec ProBruxsel, un parti qui sera en ordre de marche "courant mars". Le remuant Thierry Balsat sur la liste, forcément régionale, de ProBruxsel ? Ce n’est "ni un changement de stratégie, ni un changement de boutique" , a fait savoir, hier, l’indépendant des Bleus de Saint-Josse, peu après que l’accord soit intervenu… "Je ne change pas de crèmerie", répéta à l’envi le conseiller tennoodois, en rappelant que la campagne régionale de 2009, il l’avait déjà faite sous la bannière du mini-parti bruxellois. "Ce qui confirme mon adhésion à ProBruxsel, c’est son cheval de bataille pour l’accessibilité au logement solidaire. Ce qui passe par la suppression du taux cohabitant", s’avance celui qui occuperait une place dite de combat - parmi les 10 premiers. Président en exercice de ProBruxsel, Philippe Delstanche va un chouia moins vite en besogne. "Il y a énormément de supputations. Mais on se fait beaucoup d’illusion sur la valeur d’une place. À part les trois premières et la dernière, les autres, à mon avis, se valent. Là n’est pas notre préoccupation première." Le citoyen de St-Josse, lui, escompte, "sans autre ambition", aider le parti à "flirter avec les 3 %", le 25 mai et devenir, "le plus grand des petits partis". Lors de son premier scrutin, en juin 2009, ProBruxsel avait récolté plus de 8.000 voix. Pour dépasser ce cap , le parti bilingue créé le 16 avril 2008 ne fixera les lignes de son programme que courant mars. Et ses deux listes (l’une néerlandophone, l’autre francophone) d’y être établies dans le même temps… L’on sait cependant déjà que son fer de lance, Philippe Delstanche, occupera vraisemblablement la tête de liste. Il devrait être suivi de près par d’autres membres historiques, tels Alain Maskens, l’auteur du Manifeste bruxellois ou Caroline Sägesser. L’article que nous avons publié sur notre page Facebook et qui a été envoyé à nos membres et sympathisants a suscité quelques réactions en sens divers, sur lesquelles, je souhaite revenir un instant en explicitant davantage notre position. ProBruxsel serait contre l’Europe ? Que les choses soient parfaitement claires, ProBruxsel soutient fermement l’idée de la construction européenne. C’est sans contexte le projet politique le plus ambitieux mais aussi le plus enthousiasmant et porteur, voire indispensable dans l’histoire contemporaine. En outre, Bruxelles étant la capitale de cette Europe, il nous semble essentiel que les liens entre notre Ville-Région et les Institutions européennes se renforcent et profitent encore davantage à nos concitoyens, notamment dans leur vie quotidienne. Cela dit, ProBruxsel déplore certaines voies empruntées par cette construction européenne. En effet, si nous reconnaissons le bien-fondé de la création du marché unique, de l’euro et de la libre circulation des biens et des personnes, nous ne pouvons pas ignorer les difficultés qu’éprouve l’Europe à harmoniser les politiques de sécurité sociale, ainsi que les politiques fiscales et économiques créant, entre autres choses, des distorsions de concurrence intolérables entre les Etats membres et mettant des entreprises et des travailleurs dans des situations de précarité particulièrement pénibles, économiquement et socialement dommageables à long terme. On peut être favorable à la construction européenne et regretter certains de ces égarements. ProBruxsel encouragerait le gaspillage et les dépenses excessives des pouvoirs publics ? Evidemment, NON ! Nous nous sommes, depuis notre création, insurgés contre les très nombreux cas de gaspillage notamment en réclamant la réduction drastique des intercommunales et des institutions bruxelloises, la disparition des administrations mono-communautaires (Cocof et VGC) et le transfert des compétences de la Cocom à la Région. Nous avons, dès 2010, proposé de réduire le nombre de parlementaires bruxellois de 89 à 50. Nous avons été parmi les premiers à réclamer une rationalisation des dépenses publiques dans les domaines du logement social, des zones de police et des CPAS pour lesquels nous plaidons pour une centralisation des services achats et administratifs. Nous voulons évidemment des finances publiques saines et sous contrôles. On peut être opposé au gaspillage et revendiquer le droit d’emprunter à long terme. Quelles sont les critiques majeures de ProBruxsel à l’encontre du Trait budgétaire européen ? Ce que nous critiquons, c'est le fait que des organes purement administratifs (la Commission Européenne, en l’occurrence) non contrôlés démocratiquement se substituent aux assemblées démocratiquement élues des pouvoirs publics concernés (Etats, Régions, etc.) pour la détermination des efforts budgétaires à consentir pour offrir les services que leurs citoyens réclament légitimement. En effet, en limitant arbitrairement l'endettement des pouvoirs publics et en imposant des sanctions lourdes qui seront infligées par la Commission, l'UE, rend difficile, voire impossible, des investissements à long terme d'infrastructures indispensables au développement de nos populations et conduit à une diminution de la qualité des services rendus à nos populations. Il n'est évidemment pas question d'autoriser un endettement structurel à long terme pour financer des dépenses à court terme comme il est justement enseigné dans toutes les écoles de gestion. Pour comparer la situation qui nous est promise pour nos pouvoirs publics à la situation d'un ménage, cela reviendrait à interdire à un ménage de s'endetter pour acquérir son logement sous prétexte que le montant de son emprunt dépasse le montant de ses revenus annuels. Il faut admettre que c'est une contrainte inacceptable. L'achat de son l:ogement grâce à un emprunt hypothécaire relève, pour un ménage, de la saine gestion de ses moyens. De même construire des écoles ou des infrastructures publiques telles que des routes, des ponts, des lignes de chemin de fer ou de métro, des hôpitaux, etc. sont pour des pouvoirs publics des investissements sur le long terme qui apporteront une plus-value pour la population et pour lesquels il semble normal de recourir à l'emprunt puisque les bénéfices dégagés par l'utilisation de ces infrastructures permettront de rembourser l'emprunt. Certains partisans du Traité budgétaire ont souligné que le texte de ce traité [1]permettait de considérer certaines "circonstances exceptionnelles" permettant de déroger aux obligations du Traité. Il faut reconnaître que le texte du traité est sur ce point particulièrement vague, laissant la possibilité aux instances administratives de la Commission Européenne d’en interpréter le sens en toute subjectivité. En résumé, ProBruxsel adresse deux critiques majeures au Traité budgétaire : - la suppression de fait du contrôle budgétaire démocratique des assemblées représentatives des différents niveaux des pouvoirs publics au profit d'un contrôle purement administratif par un organe non contrôlé démocratiquement - l'impossibilité de fait des pouvoirs publics d'investir à long terme dans les politiques et infrastructures démocratiquement décidées. En outre, ProBruxsel est scandalisé de la manière peu courageuse dont les exécutifs des différents niveaux de pouvoirs ont voulu faire passer cette ratification « en stoemelings » afin d’éviter un véritable débat public, voulant cacher à la population les réelles conséquences à terme de ces abandons de souveraineté. ProBruxsel est attaché à la transparence et à l’explication pédagogique des décisions. C’était le but de ce texte. Philippe Delstanche Président de ProBruxsel [1] Lien vers le texte du traité http://european-council.europa.eu/media/639232/08_-_tscg.fr.12.pdf Le Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale s’apprête à ratifier le TSCG (Traité sur la Stabilité, la Coordination et la Gouvernance), également appelé Traité budgétaire. La date du vote est fixée au vendredi 20 décembre, à la veille des vacances et des fêtes dans la confusion générale. Il est scandaleux de faire passer au dernier moment et dans un désordre que même les parlementaires n’arrivent plus à suivre un texte aussi fondamental pour tous les Bruxellois, tous les belges et tous les européens. Ce procédé est à l’image du texte sur lequel vont s’exprimer les élus. Focus sur Bruxelles-Capitale. Le TSCG prépare une catastrophe pour la région : Il organise une perte des prérogatives budgétaires à tous les niveaux de pouvoirs: l'état fédéral, les régions, les communautés, les communes, les provinces, les zones de police, les régies communales ordinaires, certaines intercommunales sans activités marchandes, et y compris les investissements des CPAS seraient conditionnés au feu vert européen. Les députés bruxellois des quatre partis de pouvoirs vont donc décider eux-mêmes de se priver de la possibilité de choisir la manière dont ils vont utiliser l’argent public. Pour Bruxelles, cela reviendrait à rendre encore plus dure voire impossible la soutenabilité politique et économique de la Région et à céder ce pouvoir à des instances européennes non-élues. Cela est irresponsable, cela condamne Bruxelles à être assistée et en même temps privée de moyens. il prévoit que le déficit public d'un Etat ne pourra dépasser 0,5% du PIB, et impose une réduction linéaire de sa dette à 60% du PIB. Cela implique des trajectoires budgétaires correctrices pour les Etats membres qui ne sont pas dans ces conditions. Pour la Belgique, la saignée est évaluée à des économies de 7 milliards d'euros par an et pendant 20 ans. L’impact sera colossal, notamment sur les services publics, l’école, les investissements nécessaires à la transformation écologique de notre société. Rappelons que la dette a explosée avec le sauvetage des banques, sauvées avec l’argent du contribuable ! Des finances publiques saines, c’est une bonne chose. Pour autant, qui peut imaginer que la Région Bruxelloise ne soit plus en mesure d’emprunter pour construire des écoles ou des logements par exemple, parce qu’elle doit aider à rembourser les banques déjà sauvées par le contribuable ? Le Rassemblement R et ProBruxsel sont opposés au TSCG qui serait une catastrophe pour la Région de Bruxelles-Capitale s’il était d’application. Nous demandons aux députés bruxellois de s’opposer, ou à tout le moins de s’abstenir lors du vote de ratification. Les textes d’aménagements dont certains partis ont fait leur communication ne changent rien à l’application des contraintes budgétaires qui s’appliquent à tous les Etats-membres européens qui ratifient le TSCG. Le TSCG est une chape de plomb pour la Région Bruxelles-Capitale, les députés ne peuvent l’accepter. Alain MASKENS Résumé Les transferts de compétences de l’Etat fédéral vers les Communautés, tels que prévus dans la 6ème réforme de l’Etat, représentent une nouvelle perte de souveraineté pour la Région bruxelloise et ses habitants : ces derniers n’ont quasiment aucun contrôle démocratique sur le gouvernement flamand et celui de la Communauté française. De plus, ces transferts vont complexifier encore davantage la gestion de ces matières à Bruxelles, pourtant déjà ubuesque aujourd’hui. La 6ème Réforme sera donc néfaste pour Bruxelles. Plus que jamais, les Bruxellois doivent se faire entendre, et exiger clairement la disparition des institutions communautaires et le transfert de leurs compétences aux Régions. Alain MASKENS Les derniers sondages politiques (Le Soir/RTL et La Libre/RTBf) confirment une nouvelle fois que la Belgique et Bruxelles vont connaître des années difficiles. Le Soir Séparatistes : NV-A 31.2% + Vlaams Belang 9.6% = 40.8% Confédéralistes : CD&V 17.4% TOTAL : 58.2% LLB Séparatistes : NV-A 30.8% + Vlaams Belang 9.9% = 40.7% Confédéralistes : CD&V 17.9% TOTAL : 58.6% Une large majorité (58%) des électeurs de Flandre soutiennent soit des partis indépendantistes (Vlaams Belang, + NVA : 41%) soit un parti confédéraliste, le CD&V : 17 à 18%. Pour ce dernier, que l’on ne s’y trompe guère : il a toujours été un farouche opposant à la reconnaissance de Bruxelles comme région à part entière. Son confédéralisme est bien un confédéralisme à deux, Flandre et Wallonie co-gérant « leur » capitale. Le CD&V m’inquiète d’ailleurs plus que les autres : sous des dehors policés, il reste imprégné de nationalisme identitaire, linguistique. Par la voix de Kris Peters et celle de Wouter Beke, il a déjà clairement annoncé l’ouverture de débats sur la 7ème réforme de l’Etat, dès après les élections de 2014. Le risque est donc grand que la Flandre politique exige bientôt un confédéralisme poussé à deux Etats, la Flandre et la Wallonie, co-gérant leur petite capitale commune. Et le risque est grand que les partis francophones réagissent … en francophones, consommant la rupture sur base linguistique et la fin de toute perspective digne de ce nom pour la Région bruxelloise. Seule l’affirmation d’une Région bruxelloise décomplexée, multiple, multilingue, peut créer un contrefeu efficace face à cette dérive. Une Région qui affirme aussi bien ses valeurs, ses ambitions et ses droits, que sa volonté de coopération et solidarité avec toutes les autres Régions. Une Région qui exige d’être libérée de la tutelle des communautés et partis linguistiques, pour casser la logique binaire et destructrice de la confrontation flamands/francophones. Une Région qui exige de disposer d’une assise territoriale et fiscale correcte, pour pouvoir se déployer équitablement et efficacement, quelles que soient les options plus ou moins indépendantistes ou confédéralistes prises par ses voisines. Ce dernier point est évidemment crucial, au vu des résultats des sondages actuels. J’y reviendrai plus en détail dans de prochains articles. Mais qui osera exiger cette émancipation de Bruxelles ? Malheureusement, pas les politiciens bruxellois affiliés aux partis traditionnels. Ces partis, majoritairement flamands ou wallons, refusent obstinément d’abandonner les structures communautaires, qui leur permettent de maintenir leur emprise sur Bruxelles. De plus, confondant frontière linguistique et frontière régionale, ils sont prêts à laisser la Région bruxelloise enfermée dans son carcan actuel (le territoire laissé à la Région bruxelloise par les précédentes réformes de l’Etat est plus petit que ceux de la ville d’Anvers ou de Namur !) La pression devra donc venir des citoyens Bruxellois eux-mêmes. Pression pour amener les politiciens bruxellois à s’organiser sur une base régionale et non plus sur une base communautaire, francophones d’un côté, néerlandophones de l’autre. Pression pour dépasser les tabous, et ouvrir sur de nouvelles bases des débats – tels ceux de la frontière régionale de Bruxelles – trop longtemps pollués par la question linguistique. Olivier DUPUIS Article paru sur RTBF.be En Région bruxelloise, 4 enfants sur 10 vivent sous le seuil de pauvreté. Soit 6 ou 7 enfants dans certaines communes. Le taux de chômage est de 20 %, celui des jeunes approche les 30 %. Taux qui dépasse les 50 % dans certains quartiers. En Région bruxelloise, un garçon sur quatre quitte l’école sans diplôme de l’enseignement secondaire supérieur. En Région bruxelloise, la seule commune de Bruxelles-ville accueille autant de demandeurs d’asile que la Flandre et la Wallonie réunies … En Région bruxelloise, on assiste à l’exode annuel de quelques 10 000 ménages (souvent à deux revenus) vers la Flandre ou la Wallonie 1. En Région bruxelloise, nous sommes assis sur une bombe sociale à retardement. Seule une politique d’achat social via l’inclusion dans une multitude de tribus subsidiées, a empêché, jusqu’ici, l’explosion. Car, à y regarder de près, notre organisation politique et sociale s’apparente désormais à un système tribal extrêmement complexe. Aux tribus « originaires », néerlandophone et francophone, « laïques » et « confessionnelles », se sont ajoutées et imbriquées, depuis 1919 et l’instauration du système proportionnel, de nombreuses autres tribus et sous-tribus. A la fin des années 70, les tribus politiques, dites traditionnelles, chrétienne, libérale et socialiste, se sont dédoublées, en autant de tribus néerlandophones et francophones. S’y sont ajoutés les petits belgicains du FDF, les écologistes francophones et néerlandophones, les Flamands irréductibles du Vlaams Belang, les indépendantistes de la NVA, les tribus qui nous arrivent d’ailleurs : des pays de l’Union européenne ou de Turquie, du Maroc, du Congo, du Pakistan, … Cet imbroglio tribal avec ses incontournables et savants découpages du gâteau (subsides, allocations, postes, passe-droits, …) ne peut donc être réduit, en Région bruxelloise, à la seule dimension communautaire dans le sens traditionnel que l’on donne à ce mot en Belgique. Il est aussi le produit de cette dégénérescence du politique qui a pour nom savant « consociativisme », un euphémisme pour le terme très peu politiquement correct en Belgique de « particratie ». Et pour nom commun « consensus à la belge ». Celui-là même qui a été érigé en vertu suprême, alors que c’est précisément la pathologie, pour reprendre la formule de Luc Boltanski 2. C’est la combinaison du communautarisme et de la particratie proportionnaliste qui, pour reprendre le diagnostic de Luc Van Campenhout, « bloque la capacité de décision et d’action collective. » 3 Y compris, bien sûr, la capacité de réformer le système politique. Ajoutons à cette bombe sociale et à cette dégénérescence du politique, la légèreté avec laquelle, notre fausse modestie aidant, nous assumons nos responsabilités d’hôtes de la capitale de l’Union européenne : une mobilité désastreuse, des transports en commun insuffisants, des voiries mal entretenues, une propreté des lieux publics insatisfaisante, des problèmes d’insécurité réels mêmes si comparables à ceux de la plupart des grandes villes européennes, … Une attitude qui confine avec l’irresponsabilité. Car, contrairement à ce qu’a affirmé Philippe Van Parijs 4, il n’est pas inscrit dans les astres que Bruxelles restera ad vitam aeternam la capitale de l’Union du simple fait d’un article de traité qui ne peut être modifié qu’à l’unanimité. L’histoire est jonchée de traités dénoncés, de pactes rompus. Dernier en date : le Pacte Européen de Stabilité. Nul besoin de vouloir rivaliser avec Londres, Paris ou New York : notre « petite ville-monde », pour reprendre la belle formule d’Eric Corijn, doit urgemment se penser aussi en capitale de l’Union avec un bassin fiscal qui lui corresponde, un réseau de transports en commun digne de ce nom, un réseau d’enseignement bi-multilingue, une politique volontariste de dissolution des ghettos, … Ne nous y trompons donc pas. La résolution de la question bruxelloise ne passe pas seulement par le dépassement du clivage communautaire traditionnel. Supprimer les communautés linguistiques et régionaliser leurs compétences, favoriser l’émergence de partis et de listes bilingues en Région bruxelloise, aussi nécessaires qu’elles soient, ces réformes ne suffiront pas. En Région bruxelloise (comme d’ailleurs dans la Belgique toute entière) c’est l’ensemble des logiques tribales qu’il faut éradiquer. Prenons donc au mot Luc Van Campenhout. Tentons d’esquisser un scénario sur « le »comment faire » … pour recréer du pouvoir ». 5 Pouvoir de gouverner, de réformer, … s’entend. Pour la Région bruxelloise, cela implique de répondre simultanément à deux défis : éradiquer le système tribal et garantir la participation des deux communautés « historiques » à la vie publique régionale. Et par un préalable : réformer notre système électoral. (à suivre) La mère de toutes les batailles bruxelloises La problématique de l’éradication de notre système tribal et de l’établissement de garanties de participation à la vie publique en Région bruxelloise pour les deux communautés « historiques » ne peut, bien évidemment, se réduire à la seule réforme du système électoral. Cependant notre conviction est que celle-ci constitue la mère de toutes les (autres) batailles pour une meilleure gouvernance et pour un dépassement de la ségrégation sur base communautaire sous toutes ses formes. Si, par ailleurs, nous avons à l’esprit qu’il n’existe aucun système électoral parfait, nous savons qu’il y en existe de meilleurs et de (nettement) moins bons. Les défauts du nôtre, proportionnel, ne manquent pas : il prive l’électeur (au profit des présidents de partis) de la possibilité de choisir son gouvernement, il décourage les véritables alternances, il entrave les décisions au profit de compromis souvent improbables, il est consubstantiel au clientélisme, il fige les populations dans leurs appartenances tribales, il ne favorise pas ce que les anglo-saxons appellent l’accountability, le devoir de rendre des comptes. Imaginons donc un Parlement de la Région bruxelloise, actuellement pléthorique avec ses 89 membres, qui n’en compterait plus que 63. Pour répondre aux exigences de gouvernement et de représentation des deux communautés linguistiques, ces parlementaires seraient élus sur base d’un nouveau système électoral combinant une représentation proportionnelle et une représentation majoritaire 6. Dans ce système électoral mixte, les électeurs auraient deux bulletins de vote. Avec le premier ils choisiraient un des 30 députés élus au scrutin majoritaire à un tour. Les candidats à cette élection seraient sélectionnés au cours de primaires organisées par les différents partis ou listes dans chacune des 30 circonscriptions de la Région. Avec le second bulletin, ils participeraient à l’élection de 33 députés élus à la proportionnelle pure 7 sur des listes bilingues fermées 8. Chaque parti ou liste organiserait des primaires au niveau régional pour établir la liste des candidats à la proportionnelle. Afin de garantir la présence d’élus néerlandophones, ces listes devraient comporter au moins un candidat néerlandophone dans les trois premières places, deux candidats néerlandophones dans les six premières places, trois candidats néerlandophones dans les neuf premières places. Les listes qui ne respecteraient pas les critères de bilinguisme devraient obtenir au moins 5% des voix pour se voir attribuer des représentants dans le collège proportionnel. Dans une Région bruxelloise correspondant à sa dimension morphologique 9 – quelques deux millions d’habitants dont 400.000 néerlandophones – un tel système électoral devrait garantir l’élection de 15 à 20 élus néerlandophones (25-30 % du total) : au moins huit ou neuf dans le collège proportionnel en raison des places bloquées, au moins autant dans le collège majoritaire où, par ailleurs, l’on imagine mal de grands partis bilingues se priver, par exemple, de l’apport d’un Guy Vanhengel ou d’un Pascal Smet, si d’aventure ce dernier avait la bonne idée de revenir à Bruxelles. Pour une démocratie de gouvernement Mais, surtout, l’élection au scrutin uninominal à un tour de près de la moitié des députés régionaux devrait sinon obliger, du moins fortement inciter les partis à se prononcer avant les élections en faveur de telle ou telle formule de gouvernement, permettant par la même occasion aux citoyens – et non plus aux seuls présidents de parti – d’opter clairement pour une majorité de gouvernement. Enfin, de par sa logique propre, le système majoritaire devrait favoriser les candidats bilingues et, plus généralement, les candidats les plus ouverts aux différentes communautés. On se frottera les mains au premier rang et on hurlera dans le fond de la classe, pourra-t-on penser. Certes les défenseurs de la représentation proportionnelle comme incarnation suprême de la démocratie ne manqueront pas de partir en croisade. En réalité cependant, dans un tel scénario, c’est l’ensemble de la classe politique qui devrait se repenser. Les « petits » partis bien sûr, mais surtout les « grands » qui devraient abandonner chansons et postures idéologiques d’un autre âge ainsi que de commodes pratiques clientélistes pour une approche plus ouverte, plus pragmatique, plus en phase avec les défis à relever. Ajoutons à cette réforme électorale : - l’obligation pour un gouvernement bruxellois de sept membres de comprendre au moins deux membres francophones et deux membres néerlandophones, - la limitation des exécutifs communaux à cinq membres dont au moins un francophone et au moins un néerlandophone, - l’institution d’un médiateur régional (ombudsman) chargé de recevoir et d’instruire toutes les plaintes des citoyens à l’égard de l’administration et de tout organisme public ou para-public régional, y compris les plaintes concernant la mauvaise ou la non-application des lois linguistiques, enfin et surtout, - l’instauration d’un réseau régional d’enseignement bilingue, dont le ministre de tutelle serait alternativement néerlandophone ou francophone. L’ensemble de ces garanties devraient rassurer les membres des deux communautés linguistiques de Bruxelles mais aussi la Flandre et la Wallonie dont l’accord est indispensable pour toute modification de l’architecture institutionnelle de la Région bruxelloise 10. La gravité de la situation de la Région bruxelloise est telle qu’une septième réforme de l’Etat qui lui soit entièrement consacrée apparaît désormais indispensable. Y-aura-t-il des personnalités politiques bruxelloises, néerlandophones et francophones, qui auront, avant leur retraite politique, la lucidité qui fut celle, tardive, d’un Guy Spitaels : « A aucun niveau du pouvoir, il n’est bon qu’il n’y ait pas d’alternance. » 11 ? (la version sur RTBF.be est un peu plus courte) Notes:
|
Auteurs
All
Archives
|